Het nieuwste speelgoed van Apple heet iPad en iedereen wil er eentje kopen. De prijs van ruim 500 USD is misschien voor velen een obstakel, maar een groot deel van de consumenten trekt er graag zo’n bedrag voor uit. Want het is een mooi ding en het is van Apple en het is heel erg hip als je er eentje aan je vrienden kan laten zien. Op de blog van Ted Dawson (ZDnet.com) is er zelfs een docent die een vurig pleidooi houdt om alle leerlingen te voorzien van een iPad.
Maar er zijn ook kritische geluiden te horen. Cory Doctorow, wereldberoemde technologie blogger op BoingBoing, geeft een heel stel redenen aan. De hardware is mooi, dat wel, maar is zo ‘opgesloten’ dat de consument geheel afhankelijk is van die ene leverancier, Apple Inc. En ook de software is op dezelfde manier ‘beschermd’. Apple bepaalt welke applicaties in de AppStore komen en welke niet, en het is totaal onduidelijk wat daarvoor de criteria zijn.
De iPad laakt vrijheid. En nu denkt u misschien, ach, wat geeft dat, die vrijheid, ik ben een gebruiker en ben helemaal niet van plan dat ding open te schroeven of er software voor te maken. En daarin heeft u een beetje gelijk, maar denk eens wat dat betekent voor uw kinderen en uw kindskinderen. Die groeien op met het idee dat de wereld van technologie onveranderelijk is – kijken maar niet aankomen. Net als met de TV en de radio, je kan er naar luisteren en kijken maar terugpraten, ho maar. YouTube en podcasts hebben bijgedragen aan de bevrijding van deze massa media. Het Internet heeft juist de uitwisseling op individueel niveau mogelijk gemaakt. Helaas maakt de iPad van onze kinderen weer slaafse consumenten.
Neem dan een voorbeeld aan de OLPC, de 100-dollar laptop. Minder flitsend, maar je kan er alles mee delen, samen werken aan muziek-, kunst- of wetenschapprojecten, en zelfs een kind kan de software veranderen en verbeteren. Zoals het Makers Manifesto het stelt: If you can’t open it, you don’t own it!